vlak voordat we de fik in gingen legden ze ons opgelucht in de handen van een groep uitstervende sprokkelende vakmannen
we waren één grote roestige, rottige smeerzooi
ons volgelopen kreupele lichaam zo lek als een mandje
onze wonden krulden omhoog aan de rafelige randen
bed gebonden buiten werking kruimelig blauw druppende traanplaten in de machinekamers
de mannen lieten ons gehavende lichaam door hun handen gaan
bestudeerden de sporen in ons lijf van eerdere handen
klopten onze hele ruggengraat af op zoek naar zachte ruimtes
kauwden op onze zwarte doem de klaagzang het sissende glimmende onheil
bestudeerden hoe we precies in elkaar staken
grinnikten
en zeiden god wat mooi
de mannen voeren ons weg richting een groene woestenij
alles resoneerde mee onze stalen neuzen, buiken, bodem
ons hele lichaam een meetrillende klankkast op verschillende toerentallen
we kwamen draaiend binnen we maakten grommende muziek
we bromden een zee van bramen en brandnetels in
die een uiterwaard met boerderij had ingekapseld
stenen werf resten met de vonkende slijplittekens er nog in
en echo's van kranen die honderden stoomketels in hun armen door de lucht hadden gevoerd
over een sleephelling van bloed een rauwe overwoekering van alles
de blauwe reiger steeg met weide vleugelslagen op uit zijn kraan
terwijl guus met de grote piepende giek ons lichaam van duizenden kilo's aan land zwiepte
nu liggen we hier bloot en dorstig met open mond op vaste grond te rusten
terwijl de mannen met ruggen krom als uitgebloeide geknakte berenklauwen
onze bodem met staalborstels schoon schrobben
de mannen wringen zichzelf en ons helemaal uit tot één stroom zilt water die richting de Rijn kronkelt
en zich daar vermengt met de ondergrondse waterstromen
die traag vanaf de heuvels naar dat grote waterlichaam glijden
nu liggen we hier en zijn alle mannen nodig om ons loei zware lijf om te draaien
een jongen trekt met zijn hele gewicht aan één kant aan de kettingen terwijl de mannen zich aan de andere kant schrap zetten aan de touwen
en wij plat op onze rug tussen bosrank bergasters overblijvende ossentong en duizendknoop
nu liggen we hier
en wordt ons lichaam langzaam opengebroken en opengebroken en open en in dat breken zoveel zonlicht dat bij ons naar binnenstroomt
de mannen die ons openvouwen slaan met stevige hamerdreunen beetje bij beetje op bielzen de vorm in onze nieuwe huid
klinken haar aan ons vast vullen ons hele lichaam met dat geluid
ze likken onze buik diep zwart onze motor bosgroen onze stuurhut bloedrood
ons hoofd ruikt naar olie en onze kont naar hout
nu liggen we hier
de eusebius rinkelt over het water dat de stad doorklieft
jan laat tussen het klinken door fluitend zijn handen rusten op onze randen
hans schept voor de zoveelste keer het regenwater uit ons
michiel loopt langs met een voorhamer in zijn handen
de jongen sleept een verlengsnoer achter hem aan
erik ligt op zijn buik bovenop het golfplaten dak van de loods
de ruisende populieren laten hun goudgele blad op ons los
onze naam bladdert met de tijd langzaam van ons af
nu liggen we hier het is een jarenlang proces
de mannen blazen vurige zorg in ons
en vangen met steunbalken onze vrijkomende krachten op
's nachts regent de rivier op ons neer
mist en korstmos kruipt over ons heen als een fluwelen deken
spinnen en muizen aaien de hoeken van onze met algen bedekte ramen
boven ons hoofd worden vogels geboren in een nestje onder klapperend zeil
en de jongen zit in een blauwe overall recht op onze hartlijn gehurkt
hij maakt zijn armen breed en borst open en houdt een slijptol vast
het regent vonken en staalsplinters van de klinknagels die hij glad slijpt af
tussen zijn gespreide benen door over een dagpauwoog vlinder op de sappige grond warme vuurvliegjes op zijn vieze wangen
de scherpe geur van heet staal prikt via onze neus onze keel binnen
de jongen steekt zijn vingers in onze wonden knoopt met touw boeketten van bloeiende watermuur en springzaad aan ze vast
onze roestige huid kreunt en rimpelt en golft als een bonkende boombast onder zijn stevige warme handen
een plas regenwater op ons dek rimpelt in het maanlicht
roepende kauwen en salamanders omhoog kringelende witte rook een mistige dieselwolk
de verzande rivier kruipt dichter en dichterbij
tot de stramme mannen met een au au au uit de donkere loods opstaan
de bulldozers aan de randen van de woestenij hun koplampen aanzetten
kwispelende honden, hazen en een bever uit het bos komen aangelopen
slapende mensen wakker worden in de rondingen van ons vooronder
en zich voegen bij de groep lichamen die rond ons komen staan
de zuchtende overwoekerde zwaarden van Kees zachtjes trillen
er een fles wordt opengebroken
de mannen naar voren stappen een klopje op onze huid geven
en dan de keg onder ons wegslaan
en de jongen razend te water laten met hun waterige wortels zingend in de lucht toekijken hoe hij met ons de helling af glijdt hoe het water hem pakt en niet meer loslaat
zien hoe onze ronding hoe onze prachtige kont uit het water omhoog komt de bloemen wapperen
alles zout het voelt dik het kolkt het rimpelt na iedereen blijft zingen
het water geeft licht om ons opengebroken lichaam heen allemaal glimmende diamantjes in dat zwart
het is stil
en de jongen en wij we drijven we zwemmen we varen
Van september 2024 t/m december 2024 werkte Marieke wekelijks op de Stadsblokkenwerf in het kader van het pilot programma Helling
Proof (aangejaagd door Carien Poissonnier).
De Stadsblokkenwerf is een historische scheepswerf in Arnhem: een rauwer, overwoekerde plek midden in het hart van de stad waar vrijwilligers oude schepen
herstellen. Marieke deed onderzoek naar de geschiedenis van de grond, interviewde vrijwilligers en draaide zelf vier maanden mee als scheepsjongen op de werf. Een onderzoek over (collectieven
plekken van) zorg. Over hoe een groep mannen op een plek gehavende, afgedankte scheepslichamen aanraakt en herstelt. Over hoe je een landschap kunt verzorgen door het te laten verwilderen, zodat
mensen, dieren en planten beschutting kunnen vinden in de rafelige overwoekering. Over hoe je samen de historische waarde van een plek kunt erkennen en beschermen. En over hoe zo'n collectieve
plek van zorg op haar beurt weer voor ons zorgt, simpelweg doordat ze mensen in hun dagelijks leven in verbinding met elkaar brengt die een band met elkaar hebben.
Marieke presenteerde haar onderzoek in een performance op locatie samen met accordeonist en vrijwilliger op de Stadsblokkenwerf Flip Jansen. Ook richtte zij in de
loods van de werf een expositie in met tekeningen die ze samen met de vrijwilligers van de werf maakte over het water waar zij vandaan komen. Daarnaast maakte Marieke een selectie kledingstukken
met opdrukken van archief materiaal uit haar onderzoek.